Als notaris hebben we een ambtsgeheim. Dat betekent dat alles wat je aan ons vertelt geheim blijft. Wij mogen deze informatie met niemand delen, ook niet met een rechter, het Openbaar Ministerie of de Belastingdienst. Dat vinden wij een groot goed, want op die manier kun je altijd vrijelijk met ons spreken. Alleen als er sprake is van malafide of ongebruikelijke transacties, gelden er inperkingen van de geheimhoudingsplicht.
Elke notaris heeft een eed afgelegd, waarin hij of zij belooft zich aan een aantal verplichtingen te houden. De geheimhoudingsplicht is daar één van. Alles wat je met ons deelt, blijft dus geheim. Zelfs als een rechter ons vraagt om een getuigenverklaring af te leggen, hoeven we daar niet aan mee te werken. We mogen ons dan beroepen op ons zogeheten ‘verschoningsrecht’: we mogen ons verschonen, ofwel verontschuldigen, voor het afleggen van een getuigenverklaring als wij daarmee vertrouwelijke informatie zouden moeten onthullen.
Geheimhoudingsplicht is geen dekmantel
Geheimhouden wil uiteraard niet zeggen dat een notaris meewerkt aan zaken die het daglicht niet kunnen verdragen. We mogen malafide transacties niet maskeren met onze geheimhoudingsplicht. Als we weten dat een transactie niet deugt, zijn we wettelijk verplicht om dienst te weigeren. Wat er rond de geweigerde transactie gezegd en gedaan is, valt wel onder de geheimhoudingsplicht en blijft dus binnenskamers.
Uitzondering op geheimhoudingsplicht en verschoningsrecht
Er is wel een situatie waarin onze geheimhoudingsplicht is ingeperkt. Als we een vermoeden hebben dat een transactie bedoeld is om geld wit te wassen of om terrorisme te financieren, dan zijn we verplicht om deze transactie te melden bij de Financial Intelligence Unit (FIU). De Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (WWFT) schrijft ons dat voor. Tegenover de FIU kunnen we ons niet beroepen op onze geheimhoudingsplicht.
Heb je meer vragen over de geheimhoudingsplicht en/of het verschoningsrecht van notarissen? Neem dan gerust contact met ons op.